Biesta: Goed onderwijs en de cultuur van het meten

Vanwege de vele tekst staat deze post op volle breedte
Ik heb het boekje van Biesta gelezen. Zeer interessant, maar niet makkelijk. In deze post een poging tot een soort samenvatting. Ik heb ervoor gekozen om in deze post een groot aantal termen op te nemen die cursief in het boek staan en deze termen vervolgens te verklaren.

Biesta, G. (2012). Goed onderwijs en de cultuur van het meten: ethiek, politiek en democratie. [Meppel]: Boom Lemma.
Als pdf een boekbespreking door Joop Berding bespreking-biesta-door-berding-in-pedagogiek3
blz 18 Onderwijsprocessen en -activiteiten functioneren doorgaans in drie verschillende gebieden en hebben daarom verschillende doelen.  Deze doelen zijn kwalificatie,socialisatie en subjectwording (persoonsvorming).
Waar is het onderwijs voor? blz 23
blz 24 Waarderen wat we meten of meten wat we waarderen?

  • is-ought problem
  • validiteit van de metingen
blz 26 Niet pleiten voor ‘effectief onderwijs’ maar effectief waarvoor?
blz 29 Twee problematische aspecten van de nieuwe taal van het leren.

  1. Leren is een individualistisch concept. Dit in schril contrast met onderwijs, dat uitgaat van een relatie
  2. Leren is een proces. De term verwijst naar naar processen en activiteiten, maar is neutraal (leeg) wat betreft inhoud en richting.

Het gaat niet om wat leerlingen moeten leren, maar met welk doel ze dit moeten leren.

blz 30 Waar is onderwijs voor? Dit is een samengestelde vraag, waarbij verschillende functies (kwalificatie, socialisatie en subjectwording) van onderwijs in ogenschouw moeten nemen, net als de verschillende doelen van onderwijs.
Evidence-based onderwijs , blz 37 Komt uit de geneeskunde. Is onderwijs en geneeskunde wel vergelijkbaar? De focus op ‘wat werkt’ maakt het lastig om de vraag te stellen ‘waartoe’ iets zou moeten werken.
blz 40 Professionaliteit in onderwijs

  • Het idee van professioneel handelen als een effectieve interventie impliceert dat de evidence-based praktijk uitgaat van een causaal model van professioneel handelen. Effectieve interventies zijn die waarin er een zekere relatie is tussen de interventie (oorzaak) en het resultaat (de gevolgen). Effectiviteit wordt beschouwd als een instrumentele waarde. Bij onderwijs moet altijd de vraag gesteld worden: effectief voor wat?
  • evidence-based werken impliceert een technologisch model van beroepsmatig handelen.
  • Onderwijs is geen geen causaal proces, maar een proces van symbolische of symbolische gemedieerde interactie. Als lesgeven enig effect heeft op leren, dan is dat omdat leerlingen datgene wat hen onderwezen wordt proberen te interpreteren en begrijpen.
  • Hoewel we de handelingen van docenten kunnen omschrijven als interventies, moeten we deze interventies niet zien als oorzaken, maar als een mogelijkheid voor studenten om te reageren via hun reactie, iets te leren van deze mogelijkheid.
  • In het onderwijs zijn middelen en doelen niet technologisch of extern met elkaar verbonden, maar intern. De middelen zijn niet neutraal ten opzichte van de doelen. Onderwijs is in essentie een morele praktijk, meer dan een technologische aangelegenheid. blz 43
blz 44. Wie oppert dat onderzoek naar ‘wat werkt’ het normatieve, beroepsmatige oordeel van een professional kan vervangen, maakt niet alleen een ongeoorloofde sprong van ‘is’ naar ‘ought’ (van wat is, naar wat ‘zou moeten’). Diegene ontneemt onderwijsprofessionals ook het recht om niet te handelen op basis van bewijzen over ‘wat werkt’, als ze oordelen dat een dergelijke handeling onderwijspedagogisch gezien onwenselijk zou zijn
blz 44. het beroepsmatige oordeel staat centraal in onderwijspraktijk en dit oordeel is moreel en niet technisch. Dit wil niet zeggen dat onderwijs niet geholpen kan worden met onderzoek. Kan er daadwerkelijk op basis van onderzoek bepaald worden wat werk in het onderwijs? Kan onderzoek deugdelijk bewijs van effectiviteit leveren?
blz 45 Kentheorie Dewey

  • Uitdiepen hoe onderzoeksresultaten van invloed kunnen zijn op de onderwijspraktijk. Welke kentheorie is geschikt voor een adequaat begrip van de rol van kennis in (beroepsmatig) handelen.
  • Theory Dewey is anders dan dualisme van Descartes (scheiding in immateriële geest en materiële wereld). Dualisme in het kader van de moderne kennistheorie deelt de werkelijkheid in de kennende substantie  en de substantie die ruimte inneemt.
  • Dewey benadert de kennisvraag vanuit een handelingstheoretisch kader, kennen wordt beschouwd als ‘een manier van handelen’  Om die reden dienen we Dewey ie beschouwen als een theorie van kennen en niet als een theorie van kennis.
  • Centrale concept is ervaring. Ervaring gaat niet om bewustzijn, maar draait om de transacties tussen levende organismen en hun omgeving.
  • Gaat niet langer om de vraag hoe een immateriële geest de materiële wereld beschouwt en registreert wat er gebeurt (toeschouwerstheorie van kennis). Voor Dewey gaat het in het kennen niet om een wereld buiten ons, maar heeft het betrekking op de relatie tussen onze acties en de gevolgen daarvan (transactionele kentheorie)
  • Omdat kennen draait om het vat krijgen op het begrijpen van de relatie tussen onze handelingen en hun gevolgen, kan het kennen ons helpen meer controle te krijgen over onze handelingen.
  • Waar er een mogelijkheid voor controle is, is de kennis de enige manier om dat te realiseren. Controle is hierbij het vermogen om onze acties op een doordachte manier te plannen en te sturen.
  • Als levende organische structuren zijn we altijd actief, we zijn altijd in transactie met onze omgeving. Het idee van ervaring is dat we de gevolgen van onze acties ervaren en dat we als gevolg daarvan zelf veranderen. Een gewoonte is geen patroon van handelen, maar een predispositie om op een bepaalde manier te handelen. We leren omdat we handelen en vervolgens de gevolgen van ons handelen ondergaan. Experimenteren is hierbij intelligent handelen, dit in tegenstelling tot blind try and error.
  • Het risico van daadwerkelijk handelen om een probleem op te lossen is dat de gevolgen van de handelingen onomkeerbaar zijn. Daarom experimenteren we eerst op symbolisch niveau. Denken is het uitproberen in de verbeelding van diverse mogelijke handelingen, die met elkaar om voorrang strijden. Uiteindelijk zal door uitvoering van de handeling blijken of het probleem opgelost wordt.
  • Onderzoek geeft de relatie tussen wat we hebben gedaan en wat er uit volgde.
  • Onderzoek kan ons vertellen wat heeft gewerkt, maar niet wat werkt in de zin van wat zal werken. blz 47
blz 48 Dewey gaat niet alleen over de manier waarop wij kennis opdoen, maar geeft ook een beschrijving hoe wij problemen oplossen.

  1. Professioneel handelen draait niet om het volgen van bewezen en geteste recepten, maar om het aanpakken van concrete en unieke problemen.
  2. Opgedane kennis kan niet automatisch in het proces van reflectief probleemoplossen worden opgenomen. ‘Oude’ kennis helpt ons het probleemoplossende proces meer doordacht te verlaten verlopen. ‘The proof of the pudding’ ligt altijd in de actie die erop volgt.
  3. In zowel onderzoek als in de professionele praktijk zijn alle doeleinden in principe hypotheses, deze hypotheses moeten worden gevormd, ontwikkeld en getest in strikte samenhang met existentiële voorwaarden als middelen. Doelen, hypotheses, kunnen veranderen door het onderzoeksproces. Niet alleen experimenteren met de middelen maar ook met de doelen.
Dewey’s kentheorie verschaft hiermee een belangrijk alternatief voor evidence-based onderwijs.

  1. “Bewijs” verschaft geen voorschrift voor handelingen, maar zorgt voor hypotheses voor het intelligent oplossen van een probleem.
  2. Noch onderzoek noch professioneel handelen kunnen en zouden zich moeten richten op de meest effectieve manier om vooraf gestelde doelen te verwezenlijken. Naast middelen ook richten op onderzoek naar doelen.
blz 50. In de technische rol van onderzoek  is onderzoek producent van middelen, strategieën en technieken om gegeven doelen te bereiken. Bij de culturele rol van onderzoek gaat het om het genereren van verschillende interpretaties, verschillende manieren om de sociale werkelijkheid te begrijpen en te verbeelden. Deze rollen zijn meestal niet los van elkaar te zien.
Twee interpretaties van verantwoording, blz 55

  • Bureaucratische verantwoording. Verplichting om controleerbare verslagen te kunnen produceren. Komt uit de financiële wereld. Een accountable organisatie wordt gezien als een organisatie die de plicht heeft over al haar activiteiten verantwoording af te leggen.
  • Lossere meer algemene betekenis. ‘In staat zijn zich te verantwoorden voor’. Systeem van wederzijdse verantwoordelijkheid, meer als een systeem van governance.

Verband tussen de betekenissen is zwak.

blz 56. De verschuiving van professionele en democratische verantwoording naar de huidige technisch-bureaucratische verantwoording heeft te maken met de transformatie van welfarism naar managerialisme.
blz 57. opkomst van de afrekencultuur kan gezien worden tegen de achtergrond van het opkomende neoliberalisme en neoconservatisme.
blz 58. Relatie tussen burger en overheid is meer en meer een economische relatie geworden, waarbij de overheid de leverancier en de belastingdienst de afnemer van publieke diensten is. relatie tussen staat en burgers is niet langer een substantiële verhouding, maar een strikt formele verhouding.
blz 59 Olssen: In het neoliberalisme probeert de staat een ondernemend en competitief individu te creëren.
blz 62. Ouders en leerlingen worden in een economische verhouding gemanoeuvreerd, waarbij ze consumenten zijn van het product onderwijs, zonder de gelegenheid om de school of overheid direct tot verantwoording te roepen.
blz 65. Baumans formulering van de postmoderne moraliteit is het idee van verantwoordelijkheid.  Het meest overtuigende argument zit in de bewering dat het volgen van regels en wetten, hoe nauwgezet dan ook, ons nooit ontslaat van verantwoordelijkheid. Morele keuzes zijn keuzes, net zoals morele dilemma’s dilemma’s zijn
blz 75 Een pedagogiek van de onderbreking

  • Is het mogelijk betekenisvol onderscheid te maken tussen socialisatie en subjectwording.
Termen
instrumentele waarde, blz 25

  • Waarde die iets uitdrukt over de kwaliteit van processen, over het vermogen van die processen om bepaalde uitkomsten tot stand te brengen. Gaat er niet over of die uitkomsten wenselijk zijn
 is-ought problem, blz 24

  • We vellen altijd noodzakelijkerwijs waardeoordelen, oordelen over wat onderwijspedagogisch gezien, wanneer we beslissen over de doelen van het onderwijs. Feitelijke informatie moet altijd aangevuld worden met de opvattingen over wat als wenselijk wordt beschouwd. Data en bewijs moeten geëvalueerd worden en hierbij hanteren we waarden. http://en.wikipedia.org/wiki/Is%E2%80%93ought_problem
kwalificatie, blz 30

  • Stelt studenten in staat iets te doen. Dat iets kan heel specifiek zijn, maar ook algemeen. Kwalificatie is niet alleen verbonden met economische argumenten, maar kan ook van belang bij andere aspecten zoals bv goed burgerschap.
Managerialism, blz 57 <=> welfarism

  • ethos van klantgerichtheid, beslissingen op basis van efficientie en kosten effectiviteit en een nadruk op comcurrentie.
socialisatie, blz 31

  • Heeft te maken met de vele manieren waarop we, via onderwijs, deel worden van bepaalde sociale, culturele en politieke ordes. Soms wordt socialisatie actief nagestreefd (bv normen en waarden, culturele of religieuze tradities). Maar zelfs als socialisatie geen doel is, treedt er bij onderwijs socialisatie op.
  • Via de socialiseringsfunctie  brengt het onderwijs individuen tot bestaande manieren van handelen en zijn, Onderwijs speelt een belangrijke rol in de instandhouding van cultuur en traditie, zowel wat betreft de wenselijke als onwenselijke aspecten.
subjectvorming / persoonsvorming, blz 31

  • Het tegenovergestelde van socialisatie . Het gaat niet om het invoegen van nieuwkomers in bestaande ordes, maar over de manieren van zijn die een zekere onafhankelijkheid van de bestaande ordes aanduiden, manieren van zijn waarin het individu niet slechts een ‘specimen’ is van een grotere meeromvattende orde.
  • Of onderwijs altijd bijdraagt aan persoonsvorming valt te betwisten. Eigenlijk gaat het om het doel van het onderwijs. Sommigen stellen dat elke zichzelf respecterende vorm van onderwijs altijd zou moeten bijdragen aan processen van subjectwording, die ertoe bijdragen dat de student meer autonoom en onafhankelijk worden in hun denken en handelen.
validiteit, blz 25

  • technische: of we wel meten wat we willen meten
  • normatieve: meten we wat we waardevol vinden, of dat we gewoon maar meten wat we makkelijk kunnen meten, en daardoor uiteindelijk waarderen wat we kunnen meten
Welfarism, blz 57 <=> managerialism

  •   Oriëntatie op professionele kwaliteit, een nadruk op normen en waarden als gelijkheid, zorg, sociale rechtvaardigheid en samenwerking.

2 Comments on “Biesta: Goed onderwijs en de cultuur van het meten

  1. Hoi Henk,
    Ik heb op mijn blog gereageerd op jouw commentaar. Ben stilletjes opgelucht dat ook jij tot de conclusie komt dat Biesta niet makkelijk leest. Wat niet wegneemt dat er een aantal interessante thema’s voorbijkomen die dwingen tot nadenken. Daar hou ik dan wel weer van.
    Voor mij gaf het boek vooral een enorm gevoel van opluchting omdat mijn onbestendige en ontevreden gevoel over de toenemende toets en meetdruk (ook in het MBO) gehonoreerd wordt. Niet dat er een goed en een fout is, het gaat om balans. En de balans is in relatie tot mijn ideeën wel een beetje zoek.
    Ik heb digitaal ondertussen wat artikelen verzameld van Biesta. Als je interesse hebt, kan ik ze wel mailen of we plukken ze dinsdag even van de laptop. Moet je wel even een USB o.i.d meenemen.

  2. Hanneke
    Kan me niet voorstellen, dat iemand dit makkelijk vindt. Ben ook nog niet klaar met het boekje. Ga vervolgens wel weer nadenken hoever ik moet gaan in het doorspitten, hoeveel tijd moet je hierin steken?

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

*

Time limit is exhausted. Please reload CAPTCHA.